①v－f
blijven blijf blijft 英語stay remain
geven geef geeft 英語give afford
schrijven schrijf schrijft 英語write
proeven proef proeft 英語taste 味
durven durf durft 英語dare to あえてする
drijven drijf drijft 英語to conduct float
vergeven vergeef vergeeft 英語forgive ゆるす
②z－s
blazen blaas blaast 英語 blow吹く
kiezen kies kiest 英語elect choose select
lezen lees leest 英語read
beloven beloof belooft 英語promise
reizen reis reist 英語travel
verliezen verlies verliest 英語to lose
③子音二つ 法則は二つの子音の前の母音は短く発音すること
bakken bak bakt 英語bake fry 焼く、揚げる、炒める
beginnen begin begint 英語 begin
bellen bel belt 英語 call,ring a doorbell電話する、呼び鈴を鳴らす
klimmen klim klimt 英語climb mount
herstellen herstel herstelt 英語restore
liggen lig ligt 英語lying down 横たわっている
pakken pak pakt 英語catch pack
rennen ren rent 英語run
spelen speel speelt 英語play
spellen spel spelt 英語game spell
tellen tel telt 英語count 数える,勘定する
trekken trek trekt 英語draw pull
vallen val valt 英語fall drop
wassen was wast 英語wash
willen wil wilt 英語want
winnen win wint 英語win gain
zeggen zeg zegt 英語say
zitten zit zit 英語sit
zwemmen zwem zwemt
④母音二つ 法則はひとつの子音の前の母音は長く発音すること
baden baad baadt 英語 bathe
bestaan besta bestaat 英語 be exist
betalen betaal betaalt 英語 pay
breken breek breekt 英語 break
dragen draag draagt 英語 bear carry wear
delen deel deelt 英語 divide share
duren duur duurt 英語 last continue
eten eet eet 英語 eat
gaan ga gaat 英語 go
geven geef geeft 英語 give
gooien gooi gooit 英語 throw
haasten haast haast 英語 hurry
halen haal haalt 英語fetch get 取ってくる、獲得する
horen hoor hoort 英語hear
koken kook kookt 英語cook boil
kopen koop koopt 英語buy purchase
lezen lees leest 英語read
maken maak maakt 英語make
meten meet meet 英語measure survey 測る、測定する
nemen neem neemt 英語 take
praten praat praat 英語 talk
regeren regeer regeert 英語 rule reign 規制する、統治する
slaan sla slaat 英語 strike hit beat
slapen slaap slaapt 英語 sleep
spreken spreek spreekt 英語 speak
staan sta staat 英語 stand be
stelen steel steelt 英語 steal
sturen stuur stuurt 英語 send 送信
vergeten vergeet vergeet 英語 forget
verkopen verkoop verkoopt 英語 sell
verlaten verlaat verlaat 英語 leave abandon 去る、取り除く
verstaan versta verstaat 英語 understand hear
vragen vraag vraagt 英語 ask
wegen weeg weegt 英語 weigh
weten weet weet 英語 know
⑤不規則1
zijn ben bent is 英語 be
doen doe doet 英語 do
hebben heb hebt heeft 英語have
ademen adem ademt 英語breath
⑥不規則2 二人称単数と三人称単数が同じ形になるもの
bijten bijt bijt 英語 bite 噛む
heten heet heet
kunnen kan kan can
laten laat laat let, permit
moeten moet moet must ,have to
mogen mag mag may ,be allowed
willen wil wilt wil, wish, want
zullen zal zal will, shall する、するつもり
duwen duw duw 英語 push
fluiten fluit fluit 英語 whistle warble 口笛を吹く、笛を吹く
gieten giet giet 英語pour water 注ぐ、つぐ、水をやる
opschieten schiet op schiet op 英語shoot up 素早く動く、突き出る
sluiten sluit sluit 英語shut close 閉じる、閉める
参考
ほとんどすべての動詞の変化形(過去形・過去分詞)を含む検索サイト
"beloven" の活用- オランダ語活用- bab.la動詞の活用
頻出動詞の変化形一覧のページ
